Historie van de Beemster
Vroeger was de Beemster een meer. Het water van het Beemstermeer vormde een bedreiging omdat het met iedere storm meer land afsloeg en de omliggende landerijen bedreigde.
In 1607 werd toestemming verleend om de Beemster droog te leggen. Men hoopte vruchtbare landbouwgrond terug te winnen op het water. Rijke Amsterdamse kooplieden investeerden hun kapitaal in deze stoutmoedige onderneming.
Er wordt een hoge en stevige dijk van 38 kilometer lang om het meer aangelegd en daar weer omheen een ringvaart. Daarna begint het leegpompen van het meer, waarvoor maar liefst 43 windmolens nodig zijn. Ingenieur Jan Adriaenszoon Leeghwater is medeverantwoordelijk voor de bouw en de plaatsing van de molens. Er wordt gebruik gemaakt van molengangen: enkele molens trapsgewijs achter elkaar, die elk het water van het meer een stukje hoger pompen tot in de ringvaart.
Het belooft een winstgevend project te worden, dat bovendien een bijdrage kan leveren aan de voedselvoorziening van het snelgroeiende Amsterdam. Molenbouwer en waterbouwkundige Jan Adriaansz. Leeghwater (1575-1650) kreeg de technische leiding over het project. Om het Beemstermeer werd een ringdijk aangelegd, waarlangs molens werden gebouwd voor de bemaling. Op 19 mei 1612 viel het Beemstermeer droog: 7200 hectare vruchtbare grond die ruimte bood aan vele boerderijen. In 1607 werd toestemming verleend om de Beemster droog te leggen. Men hoopte vruchtbare landbouwgrond terug te winnen op het water. Rijke Amsterdamse kooplieden investeerden hun kapitaal in deze stoutmoedige onderneming.
Als woonkernen onstonden Middenbeemster, Zuidoostbeemster, Westbeemster en Noordbeemster. Verder zijn er de buurtschappen Halfweg en Klaterbuurt Vanwege het unieke en relatief ongerepte verkavelingspatroon staat de Beemster sinds 1999 op de UNESCO Werelderfgoedlijst. De Beemster vierde in 2012 haar 400-jarig bestaan als polder.